|
De naam Tomar is afgeleid van het Arabische woord voor rivier. Al van veraf is duidelijk te zien welke cultuurhistorische betekenis Tomar heeft. Net als andere stadjes in Portugal wordt deze bepaald door één bouwwerk, in dit geval een klooster annex burcht op een heuvel. Deze burcht was nu eens niet het gevolg van het nakomen van een gelofte of ontstaan in opdracht van een koning, maar op instigatie van twee elkaar opvolgende ridderorden. Dit waren religieus-militaire verenigingen van ridders. Voor Tomar was in eerste instantie de in 1119 in Jeruzalem opgerichte orde der tempeliers belangrijk. Deze orde had zijn hoofdzetel in een deel van een paleis in Jeruzalem, dat stond op een plein, waar vroeger de tempel van Salomo gestaan had, vandaar zijn naam. De leden van de orde waren te herkennen aan een witte mantel met een achtpuntig rood kruis op de borst. Aan het hoofd van de orde stond een grootmeester. De Portugese tak, de 'Ordem da Cavalaria do Templo' , kortweg Templários, had zijn zetel in Tomar. Behalve bij de Kruistochten naar het Heilige Land waren zij tevens nauw betrokken bij de strijd tegen de Moren op het Iberisch Schiereiland. Zo hadden zij een belangrijk aandeel in de verovering van Santarem en Lissabon in 1147. Voor zijn daden werd de orde beloond met burchten en landgoederen. Dit was niet alleen in Portugal, maar ook elders het geval. In Europa ontstonden zo rijke, machtige regionale orden, waarbij de 'Ordre du Temple' in Parijs de machtigste werd. Wereldlijke leiders moesten rekening houden met deze machtsfactor. Filips IV de Schone, koning van Frankrijk, was dit gegeven een doorn in het oog. Hij klaagde de tempeliers aan wegens zedeloosheid, verwereldlijking en machtsmisbruik. Hij wenste geen staat binnen de staat. Het bezit van de orde in Frankrijk werd geconfisqueerd en de onder druk geplaatste paus Clemens V, in ballingschap in Avignon, ontbond in 1312 de gehele orde. In Spanje en Portugal stuitte dit op groot verzet. Paus Johannes XXII, Clemens' opvolger, schonk daarop de Iberische vorsten het recht nieuwe orden te stichten en deze toegankelijk te maken voor de vroegere tempeliers.
|
|